GOD SIJPELT DOOR IN ALLES

!NTENSIEF MAGAZINE Emiel Hakkenes, april 2003

Thé Lau (2003)Van alle zangers in het Nederlandse taalgebied is Thé Lau (Bergen, Noord-Holland, 1952) ongetwijfeld de meest charismatische. Ruim twintig jaar lang was hij voorman van The Scene, de groep waarmee hij recentelijk brak om zich volledig aan een solocarrière te wijden. Het eerste officiële resultaat daarvan is de CD ‘De God Van Nederland’. !ntensief magazine zocht Lau op in de catacomben van een theater in de provincie en sprak met hem over de inspiratie van Nescio, de plaats van God in zijn werk en over kunst met een politiek tintje. Lau: "Als kunstenaar moet je een tegengeluid laten horen."

Laten we beginnen met de actualiteit. Ik hoorde je op de radio je zegje doen over de oorlog tegen Irak. Moet je als kunstenaar daar wel een mening over hebben?
“Ja, ik vind van wel. Ik heb in het radioprogramma de tekst voorgedragen van mijn lied ‘Beschaving’: 'dit is de beschaving, dit is mooi en groot, en dus kwetsbaar voor beschadiging, en domheid eist de dood'. Het lied gaat uiteraard niet specifiek over Irak, maar het is wel bijzonder van toepassing. Als kunstenaar hoef je niet per se een mening uit te dragen over wat er gaande is in de wereld, maar het lijkt me moeilijk om je afzijdig te houden. Zeker wanneer je liedteksten of boeken schrijft, ontkom je niet aan allerlei levensvragen. Als je alleen maar signaleert en verder geen positie inneemt, schrijf je hele saaie boeken. Verder vind ik dat je als kunstenaar iets links moet uitdragen. Er zijn al genoeg mensen met een rechts verhaal, als kunstenaar moet je een tegengeluid laten horen. Laatst zou ik ook spelen op de anti-oorlogdemonstratie in Amsterdam, maar ik kon helaas niet op tijd weg van een ander optreden. Ik vind het leuk én belangrijk om dat soort zaken te doen."

Je bent openlijk SP-sympathisant, net als vele andere kunstenaars, zoals Bob Fosko, Karel Glastra van Loon en Huub Oosterhuis. Wat hebben kunstenaars toch met de SP? En is Jan Marijnissen voor de SP wat Thé Lau was voor The Scene?
“Ik heb wel eens een inventarisatie gemaakt in de Nederlandse popwereld. Veel bandjes die ik niet goed vind, bleken VVD te stemmen. Toen wist ik dat ik daar niet bij wilde horen. Jan Marijnissen heb ik meerdere malen ontmoet en ik vind dat hij over de meeste onderwerpen goede ideeën heeft. Daarom heb ik mij geschaard achter de beweging ‘stop de uitverkoop van de beschaving’, want ik vind dat dat inderdaad gebeurt. En ja, Marijnissen is het boegbeeld van de SP, zoals ik het boegbeeld was van The Scene. Het verschil is dat The Scene stond of viel met mijn aanwezigheid, ik was degene die de band kon opheffen. Als Marijnissen stopt met de politiek zal de SP wel blijven bestaan, daarvoor is er voldoende achterban. Maar Jan Marijnissen is zonder twijfel de charismatische leider van de partij. Ik vind hem een geweldige man. In het politieke debat komt hij altijd zeer goed geïnformeerd naar voren. Op een bijeenkomst van de SP ben ik eens twee uur lang door Marijnissen geïnterviewd. Het was een van de best voorbereide interviews die ik ooit heb meegemaakt, Jan had alles gelezen wat er over mij te lezen valt, en dat is nogal wat."

Je eerste officiële solo-CD draagt de titel ‘De God Van Nederland’. De anekdote gaat dat je, toen de plaat al af was, door iemand van de platenmaatschappij op het verhaal ‘Dichtertje’ van Nescio werd gewezen, waarin ‘De God Van Nederland’ ook voorkomt. Je kende het verhaal niet, ging het lezen en kwam tot de ontdekking dat je veel herkent van wat Nescio met zijn verhaal zegt. Wat sprak je zo aan in ‘Dichtertje’?
“Ik kende het werk van Nescio inderdaad niet en ik ben het verhaal gaan lezen toen ik in het vliegtuig naar Amerika zat om voor mijn plaat een duet op te nemen met Sarah Bettens van K’s Choice. Ik kwam tot de ontdekking dat Nescio op een hele scherpe, maar fijnzinnige wijze het Nederlandse calvinisme aan de kaak stelt. Hij maakt een onderscheid tussen ‘de God van Nederland’ en de ‘grote God van hemel en aarde’, dat sprak mij zeer aan. Bovendien las ik het verhaal in het vliegtuig, op duizenden meters hoogte in de lucht, het domein waar God vertoeft. Honderd jaar geleden schetste Nescio al wat er nog steeds sluimert in Nederland: het calvinisme. Balkenende vind ik bijvoorbeeld een echte ‘God van Nederland’. Mijn lied over dat verschijnsel had ik al af, maar de tekst was nog niet bevredigend. Totdat ik opeens de term ‘de God van Nederland’ bedacht, zonder Nescio te kennen. Het was tamelijk bizar om te ontdekken dat hij honderd jaar geleden deze zelfde gedachte had.”

Er zijn nog meer overeenkomsten tussen jou en Nescio. In ‘Dichtertje’ komt namelijk ook de zin voor: 'waarom moest zij ongezoend doodgaan?'. In het lied ‘Bruid’ zing jij: 'wees niet bang om te gaan sterven zonder ooit te zijn gekust'.
“Dat had ik zelf nog niet opgemerkt, maar het klopt inderdaad. Het lied ‘Bruid’ gaat over angst. Het is op een bijzondere manier tot stand gekomen: ik heb een hele reeks kennissen opgebeld en hen gevraagd waarvoor ze angst hebben. Eén van hen zei dat hij angst had om lief te hebben. Dat bracht mij op een zin die de kern vormt van het lied: 'wij zijn meer bang van de liefde dan we bang zijn van de dood'."

Een terugkerend thema in je werk is God. In het lied ‘De Vriendschap’ gaat het bijvoorbeeld over 'de aard van God die rooft en geeft'. Waar komt dat terugkerende thema vandaan?
“Ik zie God altijd als een hele goede metafoor. Mijn idee van God is: de oerknal. In mijn beleving is God een wezen dat het zich niet kan permitteren om zich bezig te houden met het menselijke goed en kwaad. Op die manier sijpelt God door in alles; in elke stofwolk in het heelal, in elke mens. Waarom er dan opeens besloten wordt dat iemand dood moet en iemand anders niet, is mij een raadsel.”

Je brengt God inderdaad vaak ter sprake als het gaat om de dood. 'Als met een simpele beweging van de hand heeft iets of iemand je leven uitgewist', zing je in 'Het Werk Van God’. En ergens anders: 'de hemel geeft, de hemel neemt, het komt zoals het komt'. Ben je zo sterk bezig met de dood?
“In de voorbeelden die je noemt is God voor mij een metafoor voor machteloosheid. Althans, de machteloosheid van zijn slachtoffers. Ik heb gedurende tien jaar een onevenredige portie begrafenissen meegemaakt. En dan geen bejaarden, maar mensen van vijftig, vijfenvijftig jaar. Dat heeft mij de tic gegeven om altijd de overlijdensadvertenties in de krant te lezen. Ook ben ik zeer geïnteresseerd in hoe andere mensen omgaan met de dood. Eén van de taken in je leven is dat je je angst voor de dood moet zien te overwinnen. De dood houdt mij al sinds jaren bezig, maar blijft vooralsnog onverklaarbaar. Als ik dat dan in verband breng met God, lijkt dat een nogal gemakkelijke verklaring. Zo bedoel ik dat echter niet, want op begrafenissen is God wel de laatste aan wie ik denk. Bovendien vind ik dat ik als tekstschrijver geen verklaringen hoef aan te dragen, daar zijn wetenschappers voor. En ik blijf natuurlijk een dichter, mijn teksten zijn poëzie, dus ik geef het je te doen om een passende zin te geven als vervanging voor 'de aard van God die rooft en geeft'."

Ik stel voor: 'de pure pech die ons vermoordt'...
“Hmm. Dat zou inderdaad passen. Maar een woord als ‘pech’ zou ik nooit gebruiken in een tekst.”

Je hebt gezegd dat je langzaam tot de ontdekking bent gekomen dat je ware talent niet ligt in het zingen of gitaarspelen, maar in het schrijven. Dat blijkt: je liedteksten worden steeds langer en in 2000 verscheen je verhalenbundel ‘De Sterren Van De Hemel’. Het boek werd niet unaniem lovend besproken. Heeft dat je ontmoedigd?
“Ik vond de kritieken zo slecht nog niet en ik ben ook zeker niet ontmoedigd. Met mijn uitgever heb ik van tevoren de consequenties doorgesproken van het feit dat ik een popmuzikant ben die een boek geschreven heeft. Hij waarschuwde me dat ik rekening moest houden met grote scepsis. De verhalenbundel was voor mijzelf ook een probeersel, alle verhalen hebben een verschillende stijl. Ik ben heel blij dat ik het gedaan heb en ik ga zeker meer schrijven, momenteel werk ik aan een roman. Als tekstdichter heb ik een nogal brokkelige manier van denken ontwikkeld, dus ik heb bij het schrijven van een boek wel veel redactie nodig. Maar ook in mijn songteksten maak ik veel fouten, dus die laat ik tegenwoordig ook corrigeren.”

Over je songteksten gesproken: die zijn nu gebundeld, terwijl je altijd zei dat je teksten weinig bestaansrecht hadden zonder muziek.
“Dat klopt. Ik was ook altijd tegen het uitbrengen van een bundel met mijn teksten. Uiteindelijk werd ik over de streep getrokken door iemand die zei: nu heeft iedereen zijn teksten gebundeld behalve jij, dat kán toch niet... Dat vond ik inderdaad een zwaarwegend argument. Je ziet in de bundel terug dat mijn teksten steeds meer massa hebben gekregen, dat vind ik een positieve ontwikkeling.”

Wat drijft je eigenlijk op het podium? Je zegt van jezelf dat je een hang naar eenzaamheid hebt. Hoor je dan niet op de achterste rij in het donker? En: zijn die inwisselbare provinciale theaters niet van een enorme treurigheid?
“Nee, ik hoor beslist niet op de achterste rij in het donker. Op die plaats kun je je namelijk veilig verschuilen tussen andere mensen. Op het podium zijn daarentegen alle ogen op jou gericht, dat is vaak bijzonder eenzaam. Een andere reden om op het podium te staan is dat ik in mensenmenigtes al snel een claustrofobisch gevoel krijg. Door dan maar op het podium te gaan staan, kan ik toch meedoen aan gezellige dingen zoals popfestivals. De kracht die mij voortdrijft is het gevoel dat mijn werk nog niet af is en dat het nog beter kan. Die provinciale theaters hangen me nooit de keel uit, want overal komt er een zelfde soort publiek op mij af. Dat heeft iets vertrouwds. En bovendien; ik vind het optreden vooral heel erg leuk. Anders was ik wel loodgieter geworden..."
«


[Media]