LITERATUUR ZONDER EMOTIE IS VERSCHRIKKELIJK

DE VOLKSKRANT John Schoorl, 6 februari 2004

Thé Lau (2004)Met 'Hemelrijk' (Vassallucci; € 16,95), zijn romandebuut, vult muzikant en schrijver Thé Lau het zwijgen van zijn vader in. "Het jaarlijkse Boekenbal, het ontmoeten van andere schrijvers en zo. Moet ik daar nou in meegaan of niet?"

Hoe is het mogelijk dat hij die met The Scene alle biertenten, jeugdhonken, festivals, concertpodia en schouwburgen van binnen en van buiten heeft gezien en oneindig vaak in het zwarte gat - het onzichtbare publiek - staarde, dit allemaal in zijn eerste roman heeft genegeerd? In 'Hemelrijk' niks geen rock-'n-roll. Niet de wereld van Bifi-worstjes eten bij benzinestations, lauw bier, afgeragde kleedruimtes, schreeuwen tot je schor bent, klote-geluidsinstallaties, kotsen in de steeg, rockchicks en met z'n allen lam in het huurbusje terug. Geen rock-'n-roll.

'Hemelrijk' is de wereld van Bergen, en daar in Noord-Holland houden ze van kunst, zoals de hoofdpersoon vaak zegt. In Bergen wordt het ritme bepaald door grote kunstenaars als Adriaan Roland Holst en Charley Toorop, al zij n die ook alweer een tijdje dood. Alleen in de kantlijn duiken grammofoonplaten en een pick-up op, en dan heeft de auteur het nog over oude meuk. Maar als je zo kunt schrijven als Thé Lau, kun je je het ook permitteren om het muzikantenbestaan (literair) ongemoeid te laten. Want zonder gitaarriffs en vocale uithalen lijkt Thé Lau nog meer op Thé Lau. Elke nuance, elk poëtisch detail dat normaal opgaat in een muur van geluid, openbaart zich op papier in alle naaktheid. 'Hemelrijk' is dan ook de ingetogen tegenhanger van stadionoptredens van neprockers, en dit romandebuut blijft nog dagen in het hoofd rondspoken.

"Ik heb ooit wel een aanzet gegeven tot een rock-'n-roll boek", vertelt Lau. "Maar het voelde niet goed. Het was het verhaal van een zanger die ruzie had met andere bandleden en die stijf van de drugs in een uitgestorven zaal staat. Plastic bierglazen op de grond, en de roadies ruimen de geluidsinstallatie op. Er is niemand over. Dat gevoel. Ik dacht: als ik hier nog 180 pagina's mee doorga, dan wordt het te zwart, te somber. Je ontbindt niet zomaar een bandje, zoals ik drie jaar geleden met The Scene heb gedaan, en mijn eerste gedachten over die tijd zijn blijkbaar aardedonker. Dat leerde mij dat ik nog niet toe ben aan een rock-'n-roll-boek."

Thé Lau zit aan een tafeltje belegd met dik tapijt in het Bergense café-restaurant 'Het Huis Met De Pilaren', de plek waar in mei 1964 Jacques Brel optrad en de Belgische chansonnier zich opwond over de locatie, het publiek en de twaalfduizend gulden gage die hij een belediging vond. Even verderop op het pleintje een standbeeld van de dichter Roland Holst, en nog weer even verder de prachtige Eerste Bergense Boekhandel waar Thé's verhalenbundel 'De Sterren Van De Hemel' in de uitverkoop is uitverkocht.

Als je geboren en getogen bent in Bergen, zoals Thé Lau, komt er een moment dat je een boek schrijft, zo lijkt de omgeving voor te schrijven. Zeker omdat hij, hoewel hij er meer dan dertig jaar niet meer woont, er nog wekelijks komt. Iets buiten het dorpscentrum wonen zijn ouders, inmiddels 93 en 83. Na één van z'n bezoeken ontstond zijn roman. Hij ging met zijn vader mee naar de winkels in het dorp, en de wijze waarop de verkoopsters hem bejegenden, en de gewiekste en gevatte manier waarop zijn vader daar weer mee omging, was voor Lau reden om het op te schrijven. Deze one-man-show moest worden vastgelegd.

Lau: "Ik krijg bij mijn vader altijd sterk het gevoel dat hij alles met een grap afmaakt maar tegelijkertijd iets overslaat. Als het erom gaat, dan zwijgt-ie. Waarover hij zwijgt, dat ben ik met het schrijven van dit boek gaan invullen. Dat ik daar vooral rampspoed voor gebruik is niet voor niks. Het recuperatievermogen van oude mensen heeft mij altijd verbaasd. De tegenslagen in het boek had ik nodig om te vertellen dat iemand in zijn leven veel verliest maar dat hij toch doorleeft."

Drie jaar geleden had hij niet kunnen bedenken dat hij zelf na een leven als rock-'n-roller zou terugkeren als romancier. Hij wilde na The Scene zijn vleugels uitslaan, dat weer wel. Hij was vastgelopen en zou wel zien. "Twee jaar geleden stuitte ik in mijn computer op deze winkelscène, naast andere losse documenten. Toen ontstond het idee van de oude meneer Hemelrijk die flashbacks en dromen heeft. Al die losse elementen heb ik daarmee tot één stromend geheel verwerkt." Dat geheel - van groot belang - moest wel voor iedereen te volgen blijven, zonder dat het "een overdosis streekroman" zou worden. Want dat "navelstaarderige", daar houdt Thé Lau niet van. "Dat heb ik in de muziek geleerd. Als je iets op je zolderkamertje bedenkt en vervolgens oog in oog staat met je publiek, schrik je je rot van de reacties. Je moet nooit vergeten voor wie je het maakt."

"Ik heb ook een hekel aan schrijvers die hun belezenheid of hun intellectuele kwaliteiten naar voren brengen. Daarom heb ik uiteindelijk ook veel sfeerbeschrijvingen geschrapt. Ik kom uit een wereld waar met afkeer wordt gekeken naar mensen die op het podium hun kunnen etaleren: notenneukers noemen we dat. Mensen die zonder enige emotie staan te spelen. Ook op literair gebied vind ik dat verschrikkelijk. Het hart moet wel blijven kloppen."

"Als ik proza schrijf, doe ik dat zo muzikaal en ritmisch mogelijk, maar zonder dat het opvalt. Dat is niet makkelijk. Ik heb voor een Nederlander een goed ritme. Ik las dit boek ook op ritme na, en dat deed ik door hardop voor te lezen. In mijn liedjes komt er na de tekst altijd nog een beat waarop je je moet aanpassen en woorden moet vervangen. De zaak straktrekken noem ik dat. In dit boek zit ook een beat, al is het niet overal. Er wordt versneld, getemporiseerd, versneld en getemporiseerd. Aanvankelijk had ik het niet in de gaten. Maar op een dag zag ik al die titels van de hoofdstukken, en ze riepen niks bij me op. Toen ben ik het vijf keer gaan herlezen, en kreeg ik het ritme onder controle. Heb ik dit boek, net als een liedje, strakgetrokken."

"Mijn verhalenbundel 'De Sterren Van De Hemel' heb ik geschreven met een nummer van Ronan Keating op de koptelefoon. Dat was zo'n glad nummertje dat in de film 'Notting Hill' te horen is. Ik zette 'm anderhalf uur op repeat, en dan maar typen. Het voelde goed, en het schrijven ging automatisch. Ik zie het maar als die vriend van mijn vader die in zijn atelier jazz draaide om te kunnen schilderen. Dit boek heb ik niet zoals die bundel 's nachts geschreven, maar dikwijls rond het avondeten. Tijdens het schemeruur begon het bij mij te borrelen, terwijl op de achtergrond de televisie en games-geluiden van de kinderen te horen waren."

"Ik ben nou eenmaal geen schrijver die in afzondering werkt. Ik moet er ook niet aan denken om in dat schrijvershuis hier in Bergen te zitten. Je hoeft mij niet te vertellen wat Bergen met kunstenaars doet, want dat heb ik met eigen ogen gezien. Niemand kan uiteindelijk de lokroep van de kroeg weerstaan. Daarom moet iemand met ambitie hier ook niet te lang blijven. Als ik hier was gebleven, was het nooit wat met me geworden. Als je muziek maakt, moet je keuzes maken. En in de provincie blijf je in je verkeerde keuze vastzitten. Je moet lokaliseren waar je werkelijke talent ligt en je daarop concentreren. Ik wilde muzikant worden. Beroemd zijn is voor mij nooit een doel op zich geweest. Ik zag het meer als de motor om de kar draaiende te houden."

"Dat kunstenaarsachtige Bergen van Charley Toorop bestaat al heel lang niet meer. Dat heb ík zelfs niet eens meer meegekregen. Mijn literair bewustzijn gaat niet verder dan dat Lucebert hier ook woonde. Ik heb hem geloof ik één keer gezien, op straat. Hij was altijd maar aan het werk en kwam nooit in het café. Roland Holst heb ik wel meegemaakt. Hij was vroeger verliefd geweest op mijn moeder. Hij zat veel in 'Het Huis Met De Pilaren'. Mijn vader plaagde hem altijd. "Zo Jany, zit je daar weer met je Cambridge-handen en je Oxford-kop." Dat vond de dichter niet leuk."

"Mijn ware literaire helden zijn Amerikanen: echte verhalenvertellers zoals John Steinbeck, John Irving en William Faulkner. Misschien komt dat omdat ik zelf geen aanleg heb voor plots. In Nederland is het vooral Jan Wolkers die ik bewonder. Hij is rock-'n-roll in taal. Wolkers had ook heel goed zanger kunnen zijn van de ruigste band van Nederland. Hij is zo authentiek. Voor de rest volg ik de moderne Nederlandse literatuur niet zo. Ik hou het altijd op die Amerikanen, en Engelsen natuurlijk. Vroeger had ik altijd enorme discussies hierover met Rick de Leeuw (zanger van Tröckener Kecks), die alleen maar Nederlandse literatuur leest. Hij zei dat 'De Avonden' beter was dan al die boeken die ik las. Dat vond ik een belachelijke opmerking. 'De Avonden' kan toch niet tippen aan 'East Of Eden' van John Steinbeck."

"Ik ben erover aan het nadenken wat ik met die Nederlandse literaire wereld moet en over mijn rol daarin. Het jaarlijkse Boekenbal, het ontmoeten van andere schrijvers en zo. Moet ik daar nou in meegaan of niet? De eerste indruk is dat er veel snobisme is. En les één van de rock-'n-roll is: anti-snobisme. De rocker in mij moet wel intact blijven. Mijn eerste persoonlijke ervaring in de literaire wereld was bij boekhandel Donner in Rotterdam. Alle grote namen liepen er rond: Campert, Mulisch. Ze zeggen altijd dat er in de rock-'n-roll veel mooie vrouwen rondlopen. En ik dacht dat de vrouwen in de literatuur van die spichtige dames met een knotje waren. Maar bij Donner heb ik nog nooit zoveel mooie decolletés bij elkaar gezien. Die Nederlandse literatuur, dacht ik nog, die is zo slecht nog niet."

"Ik was laatst in Assen voor een boekenbal. De schrijvers vóór mij waren slaapverwekkend. Ik dacht: als ik om half elf het podium op loop, zie ik alleen maar slapende mensen, wat ook zo was. In mijn performance gooi ik er wat uitdrukkingen uit in plat-Amsterdams, dat hoort erbij. Na het optreden heb ik de meeste boeken gesigneerd. Moet je dan de blikken van die collega's zien. Ze moeten me niet, denk ik dan. Ik ben te ordinair en te rebels voor die wereld. En daar ben ik trots op." «


[Media]