THÉ LAU & JAN-PETER BAST - 24-01-2003 - SCHOUWBURG, AMSTELVEEN
BEGENADIGD DICHTER THÉ LAU ZINGT MET ZIJN HELE GEZICHT

DE VOLKSKRANT Patrick van den Hanenberg, 28 januari 2003

Thé Lau & Jan-Peter Bast (2003)Geen aardige man, die God van Nederland. Hij verlangt soberheid, en wordt chagrijnig als de beminde gelovigen vrolijk worden en zich de wet niet laten voorschrijven. 'De greep van zijn strenge hand houdt de stoutste dromen tegen', zingt Thé Lau.

Toch heeft Thé Lau een simpele oplossing om de vrijheid te heroveren. Niets van die God en zijn buitensporige eisen aantrekken. Je kunt namelijk gewoon weglopen: 'Kom geef me je hand, we zijn zo buiten zijn bereik'. Een vrije geest en muziek zijn voldoende om 'de ongelikte beer' buitenspel te zetten.

Thé Lau bewandelt die weg sinds kort in zijn eentje, althans niet meer in gezelschap van de muzikanten van The Scene. Thé Lau had al vaker in kleine kring bewezen dat zijn teksten pas echt tot leven komen als de snerpende gitaren en drums tot bedaren worden gebracht. Nu heeft hij definitief voor die muzikale richting gekozen. Daarmee slaat hij de twijfelaar alle argumenten uit handen en blijft maar één conclusie over: Thé Lau is een begenadigd dichter, die romantiek en realisme op een vaak ontroerende manier met elkaar in balans kan brengen.

In het openingsnummer zet hij de toon van de avond als hij zingt dat je rigoureus moet zijn in daden en gedachten, maar wel uit het hart. Het is duidelijk dat Lau de regie van zijn leven in handen heeft gegeven van het gevoel. Dat doet hij zonder ook maar een moment slijmerig te worden (nou ja, even dan, als hij over zijn poes zingt). Hij gunt zijn verstand voldoende ruimte. Thé Lau klinkt als een opgelucht, bijna bevrijd mens, die alle ballast van zich af heeft geworpen.

De onvoorwaardelijke keuze voor de tekst gaat soms ten koste van de muziek. Lau heeft alle rockbarok achter zich gelaten en kiest voor minimalistische melodieën en eenvoudige, doeltreffende begeleiding. Gelukkig zit Jan-Peter Bast achter de toetsen om ervoor de zorgen dat de saaiheid-grens niet wordt overschreden. Met name in het stuk 'Waar Mensen Wonen', een rock-rap waarin impressionistisch diverse brandhaarden in de wereld aan de orde komen, zweept Bast de boel fantastisch op.

Thé Lau jankt en kreunt. Hij zingt met zijn hele gezicht en sleept zijn gehoor mee in zijn kolkende rivier. De wereld van Thé Lau kraakt. Hij heeft een voorkeur voor de zwarte kant van het leven. Maar ook in zijn meest donkere lied (over een junk in Amsterdam) weet hij wel een straaltje licht tevoorschijn te toveren, en soms zelfs een gelukkig einde. Als die gebarsten, gebutste stem over liefde zingt, dan denk je warempel dat er nog hoop is. «


[Media]