VECHTEN TEGEN BOGARTSYNDROOM

HAAGSCHE COURANT Hans Piët, januari 2001

Thé Lau (2001)Thé Lau zet de laatste jaren meer op papier dan alleen liedteksten. Zo is hij - in alle rust - bezig aan een roman en experimenteert hij tijdens zijn soloseks ‘De Sterren Van De Hemel’ volop met verhalen, ook op muziek. "Daar wordt in het theater met een open oor naar geluisterd."

"Ik moet bezig blijven anders krijg ik last van het Humphrey Bogartsyndroom", verklaart Thé Lau in theater 'De Fransche School' in Culemborg zijn nieuwe soloprogramma ‘De Sterren Van De Hemel’, waarmee hij de winterstop, die zijn groep The Scene houdt, overbrugt. "Als ik drie maanden niks doe, ben ik aan het einde van die periode aan de drank." De zanger, gitarist en schrijver vindt het heerlijk om solo op te treden. "Dat komt omdat ik van nature helemaal niet geschikt ben om in groepsverband samen te werken. Ik vind dit echt een heel goed tegenwicht tegen mijn werk met de leden van The Scene. Dat individualisme zit in mijn aard. Als ik tien jaar eerder was geboren, had ik de groep bijvoorbeeld Thé and The Rockets genoemd. Maar in de tijd dat ik begon, was wel duidelijk dat de ene muzikant wat meer in de melk had te brokkelen dan de ander, maar gebeurde dat onder een groepsnaam. Er is bij dit soloprogramma dus sprake van een zekere bevrijding, al ligt die vooral in het feit dat ik nu tekstnummers kan doen. Bij The Scene is dat uitgesloten. Als ik tien ballades schrijf, kunnen we er als rockgroep maar twee spelen. Dat is jammer, want in wat ik maak, zit een chansonelement. Gelukkig is daar in het theater meer ruimte voor. Tegelijkertijd wil ik opmerken, dat als ik zo’n theaterreeks heb gedaan, ik het heerlijk vind om weer met The Scene op het podium te staan."

Vier nieuwe nummers telt zijn theaterprogramma. "Eén ervan, ‘Donder’, is een enorme, ietwat morbide gekleurde lap tekst over een man die onder de cocaïne zit en die besluit er mee op te houden. Dat nummer bestaat muzikaal uit slechts een riff. Met zo’n compositie zou ik bij The Scene niet snel aankomen. Ik heb het wel eens gedaan, maar daar wordt dan heel gemengd op gereageerd. Maar, het zijn wel zaken waar je in het theater volop mee kan experimenteren. Er wordt daar met een open oor naar geluisterd. Als ik zoiets zou doen in een feesttent dan word ik weggefloten. De andere nieuwe nummers hebben werktitels als ‘Afscheid’, ‘In Stilte’ en ‘De Wrede Vrede’. Laatstgenoemde compositie past eigenlijk beter bij een oudere man dan ik ben. Er zit iets van omkijken in. Ik heb wel geprobeerd om het in de derde persoon te schrijven, maar dat maakte zo’n geforceerde indruk. Ik heb het dus maar weer naar de eerste persoon teruggebracht. En ik lees een verhaal voor uit mijn bundel ‘De Sterren Van De Hemel’. Apart daaraan is, dat het vol schuttingtaal zit, terwijl ik zulke termen altijd uit mijn optredens en teksten heb geweerd. Ik heb dit keer overigens veel moeite gehad om op gang te komen. Maar wat ik erg hoopgevend vond, was het horen van de nieuwe Johnny Cash. Behalve prachtig taalgebruik staan die verhalen nog midden in het leven. Het is dus best mogelijk dat je werk met het verstrijken van de jaren steeds beter wordt. Het is niet noodzakelijk zo dat je in een periode van tien jaar al je kruit verschiet en uitgepraat bent."

Nieuw is, dat Thé Lau zich in het theater door drie muzikanten laat begeleiden. "Wat het volume betreft, verschilt het niet zo vreselijk veel met voorgaande jaren", zegt hij bijna verontschuldigend. "Maar ik kwam vorig jaar tot de conclusie dat als ik er mee verder wilde, de begeleiding moest worden uitgebreid. Aanvankelijk heb ik Emilie (Blom, basgitaar) van The Scene gevraagd, maar die vond het te veel wringen met de groep, dus werd het André Voebel. En ik gebruik Kenrick Gunther op percussie omdat ik, na drie jaar, het gevoel begon te krijgen dat er bij de ritmische nummers iets ontbrak. Dat werk klinkt nu veel spectaculairder, speelser ook. De ballades hebben hun toetsenbegeleiding behouden. Hoewel Dante Oei op de affiches staat, doet hij niet meer mee. Dat is een geval van onenigheid geweest. Verder kan ik er weinig over zeggen, want ik moet nog met hem praten over wat er aan de hand is. Ik maak nu gebruik van Jan Peter Bast." De suggestie dat strijkers misschien een speelser element hadden toegevoegd aan zijn werk, ontkent Thé niet. "Ik vind het heerlijk om met een strijkkwartet te zingen. Er is zelfs sprake geweest van een project met het Residentie Orkest. Aan de andere kant vind ik zoiets te veel hebben van een gimmick."

Het schrijven van ‘De Sterren Van De Hemel’ heeft een andere kracht in Thé wakker geschud, zo blijkt. "Ik ben momenteel, tussen de bedrijven door, bezig om ‘Stella’, het laatste verhaal uit dat boek, om te werken tot een kleine roman. Dat verhaal bleef mij achtervolgen. Het was gewoon niet af. Inmiddels zit ik op 180 pagina’s, dus het begint een serieuze lengte te krijgen. Naar het zich laat aanzien, zal het nog wel even duren voordat het echt af is. Ik wil er alle tijd voor nemen, want als ik terugkijk, moet ik concluderen dat ik die bundel misschien te snel heb geschreven. Het belangrijkste dat die schrijverij mij overigens heeft geleerd, is dat de gedachten waarvan ik mijn leven lang het gevoel had dat ze diepzinnig waren, dat helemaal niet zijn. Met het filosoferen over dingen ben ik inmiddels behoorlijk karig geworden. Het moet wel af en toe, maar toen ik begon dacht ik dat het daar allemaal om draaide." «


[Media]