THE SCENE EN DE KUNST VAN HET WAARDIG OVERLEVEN

FRET Pablo Cabenda, april 1996

Eus van Someren en Thé Lau (1996)Ben je beroemd als iedereen je kent? Iedere popliefhebber in Nederland kent The Scene. Maar het is geen roem à la Marco Borsato, Gerard Joling of 2 Unlimited. Bij het Amsterdamse kwintet geen Ahoy'-sentiment of GTST-romantiek, maar songs die gaan over het leven zelf, in al haar rijkdom en nuance. Bijna twintig jaar bestaat de band nu, en als het aan zanger Thé Lau ligt gaat hij net zo lang door als The Stones. "Dat fysieke geweld van Mick Jagger op dat toneel is wel enorm, maar tegelijkertijd ontzettend gedateerd. Keith Richards en Charlie Watts blijven nog recht overeind. Maar als een nieuw bandje hetzelfde zou doen als zij zouden ze natuurlijk gelijk weggehoond worden."

Overleven in de popmuziek is niet zozeer een kwestie van leeftijd als wel van integriteit. The Scene heeft een nieuwe plaat gemaakt, 'Arena' genaamd. Daarop volgt de band nog steeds haar eigen koers, maar heeft ze tegelijkertijd de boel wat losgebroken. De CD staat bol van de prikkelende nieuwigheidjes. Een gedicht van acht minuten op een piano-improvisatie, een punkrocknummer waarop de voormalige zangeres van Quazar een partijtje meebrult, en een nummer met een latinpercussiesectie. "Het werken met gastmuzikanten heeft aan de band verder niet zoveel veranderd. Het is nog steeds allemaal typisch The Scene. Maar het ging wel een stap verder dan alleen maar bijvoorbeeld een saxofonist inhuren die een partijtje komt inblazen. Het verbaast me overigens dat dit soort multiculturele samenwerkingsverbanden niet vaker voorkomen. Het kostte me ook veel moeite om zo'n percussiegroep te vinden. Ik heb een week lopen zoeken, terwijl ik in de jaren zeventig maar in mijn adressenboekje hoefde te kijken om mensen voor zo'n sessie te vinden."

Meer dan de vorige studioplaat 'Avenue De La Scene' is 'Arena' een echte popplaat geworden, vindt Lau. "Hij schiet voortdurend heen en weer van heel hard naar heel zacht. We hebben er bewust voor gekozen de plaat op te nemen tussen de optredens door, want als je na een tour drie weken op vakantie gaat kom je daarna altijd zó moeizaam op gang. Nu zaten we nog helemaal in de sfeer van die optredens samen met die gastmuzikanten."

TROOST
Thé Lau is niet meer de jongste, maar straalt een kalmerende bezadiging uit die je vindt bij goede vaders. Als hij praat hoef je niet bang te zijn, en hij praat tot je zoals hij zingt. In de opener van de CD 'Bruid' weet hij, met een stem die na lang zwerven thuis is gekomen en tot je spreekt in troostende mensentaal, zijn kersverse bruid te ontdoen van onbestemde angsten voor wat komen gaat. 'We zijn meer bang voor de liefde dan we bang zijn voor de dood. Wees niet bang, wees bereid!'

Je manier van zingen is wat veranderd. Je stem is zwaarder geworden.
"Ik heb me een tijdlang gespiegeld aan allerlei soul- en R&B-zangers. Maar op een gegeven moment kon ik er niet meer mee leven de zoveelste blanke artiest te zijn in een rij van muzikanten die iets imiteren dat niet van hun is. Qua zang merk je dat je toch enigszins tekortschiet. Dat eerste divisie-gevoel. Nu doe ik het gewoon op de manier zoals ik het het beste kan, en hou ik het veel kleiner."

De concerten van The Scene worden altijd beschreven in termen van passie en Sturm und Drang. Toch heeft de band zich nooit aan een extravagante podiumact gewaagd.
"Het mag eigenlijk niet, hè. Het wordt niet leuk gevonden. Misschien heeft het te maken met allerlei rare vooroordelen. Als ik me als Michael Jackson zou gaan verkleden zou ik overal bespot worden. Blanke bands doen geen gouden ringen om. Die paar die het dan wel doen zitten meestal in de hardrock-hoek, en daarvan wordt dan gelijk de bandfoto door iedereen hard uitgelachen."

De plaat is uitgekomen op het roemruchte Island-label, wat uitzonderlijk is voor een Nederlandstalige band.
"Bij mijn weten hebben ze al het andere Nederlandstalige repertoire afgekeurd. Ik denk dat we ons onderscheiden omdat we zelf niet zo Nederlands klinken, en dat heeft te maken met de manier waarop ik mijn teksten schrijf. Het zijn eerder losse associaties dan geconstrueerde teksten die op de muziek zijn vastgeplakt."

Volg je de ontwikkelingen in de Nederpopscene?
"Een beetje. Die hausse aan Nederlandstalige bands zegt me eerlijk gezegd niet zo veel. Het is vervelend dat ik steeds sneller namen van bandjes ga vergeten. Wat ik nog wel wil is de Osdorp Posse en de Heideroosjes live zien. Ik heb daar wat van meegekregen tijdens Pinkpop en dat intrigeerde me wel. Meestal is het typisch Nederlands om je als band allerlei maniertjes van buitenlandse acts toe te eigenen die niet echt kloppen bij ons. Dat is het fundament voor de term 'Nederpop'. Dat 'Neder' staat volgens mij voor zowel Nederlands als nederig. Slechts een enkeling zoals de Golden Earring of de Urban Dance Squad weet dat te ontstijgen."

Is het niet juist zo dat je als Nederlandse band pas succes hebt in het buitenland als je zo goed in het kopiëren bent geworden dat men niet meer hoort dat je uit Nederland komt?
"Het moet wel een bepaalde meerwaarde hebben. Het heeft geen enkele zin om Amerikaanse muziek terug naar Amerika te brengen. Hoewel dat wel precies is wat The Beatles hebben gedaan. Maar die hadden wel weer een hele eigen provinciaalse beatversie van die Amerikaanse rhythm and blues. Om die reden sloeg het dan ook zo vreselijk aan. Ik zag trouwens een tijd geleden een documentaire over de opnamen die Paul McCartney heeft gemaakt met Elvis Costello. Hij bleek als liedjesschrijver eigenlijk nog niets aan talent te hebben ingeboet. Maar als je die plaat dan hoort dan klinkt dat verschrikkelijk: alles was door de mengtafel gegaan en gladgestreken. Ik heb toen bijna een brief geschreven om te vragen of ik niet alsjeblieft een plaat van hem zou mogen produceren. Als er dan zo weinig mogelijk aan de productie gerommeld wordt heeft hij misschien eindelijk eens geen flop. Volgens mij doet dat die man elke keer weer pijn. Ik heb die brief natuurlijk niet verstuurd, want dat wordt daar toch niet serieus genomen. Je ziet dat trouwens wel vaker met artiesten die al een tijd bezig zijn. Ze raken verstrikt in een wirwar van productietrucjes. De plaat moet nog groter, nog voller klinken: alles moet méér. En dan krijg je een plaat die aan elkaar hangt van de toeters en bellen."

Hoe komt dat, denk je?
"Onzekerheid, allemaal onzekerheid. Hoe meer je verkoopt, hoe onzekerder je wordt. We hebben onze plaat afgewerkt in Wisseloord en daar komen heel veel internationale bands. Daar zie je dan soms een totaal verkrampt gezelschap rondlopen die zonodig de gitaren twintig keer over moeten doen. Waarna het nog niet goed is, en de hele band naar een andere studio in het buitenland verhuist. Angst is een slechte raadgever. En als je je vastklampt aan verkoopcijfers, dan weet je al bij voorbaat dat het nooit wat kan worden."

KERMISOPTREDENS
Het laatste album van The Scene was een liveplaat en dateert inmiddels alweer uit 1994. Daarna heeft de band ontzettend veel opgetreden omdat het enthousiasme weer ontstoken moest worden. Maar het is niet allemaal droefenis in het land van de senior-artiesten. Thé Lau kan nog steeds op een jeugdige manier gegrepen worden door bepaalde bands en artiesten. "Het laatste half jaar had ik er niet zoveel zin meer in. Het begon me allemaal een beetje tegen te staan. In die periode hadden we ook een stel van die kermisoptredens achter elkaar, met in de pauze op de achtergrond een voortdurend gebonk van de housemuziek en botsautootjes. In het publiek driehonderd fans, en twaalfhonderd man die het helemaal niets interesseert wie er speelt, zolang de tap maar blijft lopen. Het kan dan heel inspirerend werken om andere bands live bezig te zien. Ik vond bijvoorbeeld de woedende inzet van Henry Rollins op Pinkpop geweldig. Muzikaal zegt het me niet zoveel, maar die intensiteit spreekt me wel aan. Ik heb toen meteen mijn gitaar gepakt om een nummer te schrijven, en de andere bandleden gebeld om direct naar de repetitieruimte te gaan om het in te studeren."

Jullie hebben met optredens in Nederland toch inmiddels wel een plafond bereikt en zo'n beetje overal gespeeld waar je maar kan spelen.
"Behalve op Pinkpop, dan. Je ziet ook dat ons publiek steeds een generatie jonger wordt. We hebben nogal wat kritiek gekregen omdat we zouden gaan optreden tijdens de prénight van Torhout/Werchter. We zouden daar niet horen omdat The Scene niet van de kids zou zijn. Je voelt dat twaalfduizend man een afwachtende houding aannemen, en geloof me, dan moet je wel spélen. Dat was een behoorlijk zware testcase. Maar in de recensies later lees je dan dat je het festival min of meer gered hebt. Dat geeft wel een enorme kick. Dat we voor publiek spelen dat steeds jonger is dan wijzelf is haast onontkoombaar. We hebben een publiek dat varieert van achttien tot vijftig, maar we hebben gemerkt dat 'Paradiso' voor het oudere publiek toch een te hoge drempel is. Die mensen kopen de plaat nog wel, maar gaan niet naar de concerten. Ten tijde van de punk voelde ik me ook enigszins geïntimideerd in 'Paradiso', maar ik voel mezelf nog zeker niet te oud." «


[Media]