THÉ LAU SLAAT GRAAG EEN BALLETJE

TENNIS Bertold Palthe, 1998

Thé Lau (1998)Het winnen van een toernooi is een behoorlijk popsterrengevoel. Veel proftennissers zijn dol op muziek, maar slechts weinig muzikanten slaan regelmatig een balletje. Thé Lau vormt daarop een uitzondering. De zanger/gitarist/componist die faam maakte met zijn groep The Scene, kreeg het spel dan ook met de paplepel ingegoten. In een gesprek blijkt dat oude liefde niet roest en dat het leven van een rock and roller opvallend veel overeenkomsten vertoont met dat van de topper in het tennis.

Het 'Thé-huis' is genoemd naar zijn vader, die de in 1918 eigenhandig door grootvader gebouwde drie gravelbanen en het kleine, gezellige clubhuis overnam. Zijn kleinzoon (46) groeide hier op. "Hier liep ik, met een cowboyhoed op, met een racketje te zeulen. We woonden vlakbij. Mijn moeder was de eerste vrouwelijke tennislerares van Nederland en mijn vader is hier begonnen. Hij bleek wel talent te hebben, speelde zelfs nog overgangsklasse en gaf les aan voornamelijk kinderen uit de buurt. Dat ging hem goed af want ook nadat er flinke concurrentie verscheen, bleven de kinderen trouw hier komen. Hij vond plezier in het spel belangrijk, was zelfs een fervent tegenstander van topsport. Dat ik het daarin niet ver heb geschopt, zal hem niet berouwen."

Thé had wel degelijk talent. "Bepaalde slagen zoals de service en de forehand gingen me heel gemakkelijk af. Ik belandde zelfs op de districtstraining onder leiding van Robby Guroitsch, de zoon van de befaamde leraar (die ooit Tom Okker nog les gaf, BP). Maar op mijn vijftiende ben ik afgehaakt. Ik bleef wel tennissen maar trainen was niets voor mij. En zeker geen gesjouw met balken door de duinen. Eerlijk gezegd geloof ik niet dat ik de mentaliteit voor topsport had. En eigenlijk ook niet genoeg talent. Ik was een echte mooi weer-speler. Als het lekker liep, sloeg ik de sterren van de hemel, maar als het waaide of de ballen me niet bevielen, dan werd ik al gauw een racketsmijter. Dat was McEnroe natuurlijk ook maar die kon er wedstrijden mee winnen. Er was één jaar dat ik mezelf beloofde, net als hij, die woede ook in positieve energie om te zetten. Ik verloor dus prompt iedere wedstrijd. Soms zal alles mee en dan kon ik wel een eind komen."

"Ik heb een paar keer het Van Keeken-toernooi (één van de grootste internationale jeugdtoernooien in Nederland, waar talloze latere toppers acteerden, BP) gewonnen. In die tijd was Björn Borg mijn idool. Zeker toen ik hoorde dat ook hij in zijn jeugd een racketsmijter was geweest. Later kon ik meer waardering opbrengen voor Jimmy Connors. Ik wil nog altijd een handtekening op mijn gitaar van die man en heb zelfs bijna mijn zoontje naar hem genoemd. Borg was ook degene die een wapen ontwikkelde tegen de servicekanonnen uit die tijd. Laatst bedacht ik me dat dat fenomeen ook bekend is in de muziek. Net als in het tennis met die zogenaamd te harde service, breekt bij ons ieder jaar weer gezeur uit wanneer er weer een drummachine komt die harder slaat dan een levende drummer. Maar er staat er dan toch altijd eentje op die de techniek ontwikkelt om meer power te genereren."

Op zijn vijftiende maakte een heus platencontract een definitief einde aan de sportieve ambities van Thé. "Ik draaide dus mijn racket om. Zo'n contract was heel wat in die tijd. En het was in die dagen niet cool om als popster aan sport te doen. Zelfs nu niet. Ik weet zeker dat er heel wat rockers rondlopen die stiekem aan sport doen. Mick Jagger is natuurlijk een uitzondering, die komt er openlijk vooruit. Ze noemen hem niet voor niets Mick Jagger, die loopt tijdens een concert dan ook een halve marathon. Ik voel me zelf meer verwant met Keith Richard. Die draagt de Stones en komt geloofwaardiger over. Zonder hem zijn de Stones niet meer dan een showorkest. Maar ik weet nog dat ik rechtstreeks van een tennistoernooi naar een optreden ging en dat de drummer bij de aanvang in de microfoon riep; 'Applaus voor onze gitarist, die zojuist een tennistoernooi heeft gewonnen.' Ik kon hem zijn drumstel wel door zijn hersens slaan. Vroeger trainden wij eindeloos in de tramrails. Om te leren mikken. Ik heb wel eens staan kijken bij de trainingen op een tennisschool en dan constateer ik dat men nu traint om die bal binnen de lijn te houden, terwijl ze in Amerika niets anders doen dan trainen om die al tégen de lijnen te slaan."

Thé maakte furore in nederpopbandjes als Turquoise, Tortilla en Musicgarden ('In hasjiesj opgegaan') en tevens bij Neerlands Hoop van Bram en Freek. "Ik kon in de muziek wel opbrengen wat ik met tennis miste. Dat schepje erbovenop, ook als het tegenzat. Mijn weg in de muziek vertoont wel wat overeenkomsten met die van een proftennisser. Jarenlang ploegen in de Satellites, de Challengers om eindelijk aan de Grand Slam-toernooien mee te kunnen doen. Ik probeerde me te ontworstelen aan die provinciale, burgerlijke Nederpop en dat gevecht duurde heel lang. Het begon pas te lopen toen ik met mensen ging spelen die er dezelfde ideeën op na hielden."

Thé's weg voerde dus langs de discotheken en de feesttenten naar de grote festivals. Met The Scene trad hij met enorm veel succes op, tijdens het Torhout-Werchter festival in België, één van de grootste in zijn soort. Hij scoorde een grote hit met 'Blauw' en kreeg een Edison voor het gelijknamige album. Later kwam daar een top tien-hit bij met 'Iedereen Is Van De Wereld.' Voor tennis was er nauwelijks plaats. "Zo'n twintig jaar geleden heb ik nog eens tegen Martin Simek gespeeld. Ik maakte een game in vijf sets. Toen ik hem later eens opzocht tijdens zijn one-man show kon hij zich daar niets van herinneren."

"Tennissers en muzikanten zijn beide nomaden. Als ik in de krant lees dat Wilander wordt beschuldigd van cocaïnegebruik, verbaast mij dat niets. Ik kan wel begrip opbrengen voor die uitspattingen met coke, dames en de hele mikmak. Als je van hotel naar hotel reist, komen die dingen gewoon vanzelf. Alleen wordt het van ons min of meer verwacht en is het bij Wilander gelijk een schandaal. Maar tennis is toch ook een soort rock and roll-verhaal. Ik zie ook duidelijk overeenkomsten tussen een muzikant die voor tienduizenden op een festival speelt en een tennisser die in een groot stadion die belangrijke finale tot een goed einde probeert te brengen. Een tennisser moet ook wel het idee hebben dat hij in een circus werkt, zoals ik wel eens heb wanneer ik voor een optreden door een feesttent loop om de sfeer op te snuiven."

"Op zo'n moment, wanneer je je dus echt moet oppeppen om te presteren, denk ik wel eens aan Becker. Die heeft ook wel eens geen zin, maar kan toch niet tegen zijn verlies. Hij heeft dan een soort professioneel fanatisme, waardoor hij desondanks optimaal presteert. Dat heb ik ook wel, en ik weet zeker dat wanneer wij dat niet zouden kunnen opbrengen, we beiden het gevoel zouden hebben dat we staan te schnabbelen. Kijk, als Becker het ABN-toernooi wint en vervolgens roept dat dit nu ook weer niet zo bijzonder is, kan ik dat begrijpen van iemand die drie maal Wimbledon op zijn naam schreef. Daar moet hij zich dus echt voor oppeppen en daar heb ik bewondering voor."

'Tennis kent geen persoonlijkheden?'
"Lariekoek. Zelfs Sampras is een grote persoonlijkheid. Regels aanpassen? Onzin. Vroeger was een partij van Newcombe op gras ook niet om aan te zien. Totdat er iemand kwam die wel raad wist met die service. Wel zijn de rackets veel te goed geworden en daar zou men paal en perk aan kunnen stellen. Maar ik ben in die dingen vrij conservatief. Bij toppers wordt vaak gekeken of ze iets nieuws introduceren op hun vakgebied. Dat geldt zowel in het tennis als in de muziek. In de loop der jaren stonden ze eerst achter de baseline om die service te retourneren, toen kwam Connors en die stond op de baseline en toen kreeg je Agassi die zelfs voor de baseline stond."

"Ik kijk veel naar tennis op de televisie. Becker en Krajicek sla ik nooit over. Ik kan die laatste wel waarderen en doe dan ook nooit mee aan dat eeuwige gemopper. Ik zie de problemen die hij moet overwinnen. Volgens mij is hij de enige waar Sampras bang voor is. Ik benijd ze niet altijd. Daar ligt een groot verschil tussen muzikanten en tennissterren. Zij moeten al op jonge leeftijd volwassen gedrag vertonen, terwijl iedereen van mij verwacht dat ik een onverantwoordelijke zuiplap ben. Hoewel men in mij, vanwege mijn teksten, een soort idealisme vermoedt. Maar dat is deels ten onrechte. Wat ik met Krajicek gemeen heb is dat onze verlegenheid wordt aangezien voor arrogantie. Ik voel me, net als hij, niet thuis in grote gezelschappen. Het liefst ben ik met zijn tweeën en dan nog liefst in gezelschap van een vrouw."

"Vroeger was ik op de baan op mijn best als ik achterstond. Wanneer de tegenpartij dacht; die heb ik in mijn zak, dan ontwaakte ik. Zo'n inhaalrace is eigenlijk het mooiste wat er is. Die ander stukje bij beetje in elkaar zien storten. Ik stond eens met 5-0 achter in de derde set en dacht bij mezelf; 6-0? Over mijn lijk. En als het dan 5-3 wordt, wéét je gewoon dat je gaat winnen. Dat gebeurt me ook regelmatig met optredens. Dan denk ik; het bestaat niet dat we hier anderhalf uur zo verschrikkelijk slecht staan te spelen, er moet wel een keerpunt komen. Je moet dan alleen, net als bij tennis, niet weer te veel je best gaan doen, want dan ga je forceren. Geleidelijk aan die openingen vinden. Als tennissers te zwaar op hun service leunen en die loopt een keer niet, dan stort de rest van hun spel ook in. Ook dat is een bekend gevoel. Ik kijk graag naar vrouwentennis. En met minstens zo veel plezier, want er gebeurt vaak meer dan bij de mannen. Ik weet nog dat ik diep in de nacht met het zweet in mijn handen zat te kijken naar die Appelmans tegen Pierce op de Australische Open."

"Ik geloof in het onzichtbare verband tussen gebeurtenissen. De poëzie der dingen, noem ik dat. Een voorbeeld is die beruchte verloren finale van McEnroe tegen Lendl op Roland Garros ( in '84 toen McEnroe een 2-0 voorsprong in sets verknalde, BV). Op het moment dat McEnroe zich ging ergeren aan die fotograaf, ging zijn persoonlijkheid tegen hem werken. Ik zie vaker dat gebeurtenissen die ogenschijnlijk toeval zijn, achteraf toch een soort logica in zich hebben. Noem het maar een soort van religie. Het was ook helemaal geen toeval dat Krajicek Wimbledon won. Ik geloof dat, als iemand hem de kortste weg zou laten zien naar vrijuit spelen, hij de beste ter wereld zou zijn. Merkwaardig ook, dat uitgerekend die slag die iedereen als zijn slechtste beschouwt, tijdens de wedstrijd tegen Sampras ineens zijn beste blijkt. Trouwens, voor mij leek er vorig jaar op Wimbledon precies hetzelfde te gaan gebeuren tegen Henman. Maar juist toen sloeg Henman relatief weinig eerste services. En op die tweede krijgt Krajicek gewoon te veel tijd om die returns te slaan en kan hij dus geen gebruik maken van dat waanzinnige, instinctieve talent."

"In de muziek kun je ook in de zone raken, net als een tennisser af en toe heeft. Als je goed speelt, raak je in een soort roes, speel je als het ware op een wolk en kan er niets meer fout gaan. Maar als het slecht gaat kan ik ineens tussen twee zangregels in aan het invullen van mijn belastingformulier denken. Die backhandreturn van Krajicek valt misschien ook wel binnen mijn theorie dat vaak het tweede talent van iemand uiteindelijk zijn grootste blijkt te zijn. Dat is overigens wat Scott Fitzgerald al als wet beschouwde. Zelf ben ik met tekstschrijven begonnen, omdat ik een liedje wilde schrijven. Aanvankelijk in het Engels, later in mijn eigen taal. Toen bleek dat hier mijn ware talent lag. En niet in gitaarspelen, zingen of zelfs muziek componeren. Ik kijk trouwens raar op als ik hoor dat er maar weinig mensen bezig zijn te ontdekken waar hun ware talent ligt. Ik heb niets anders in mijn leven gedaan. En altijd geprobeerd om beter te worden. Behalve met tennis dan." «


[Media]